Waarom zitten de ‘We zijn er bijna!’-fans op het puntje van hun stoel voor het twaalfde seizoen?
“Omdat het programma vol zit met mooie mensen, verhalen en landschappen. En omdat het elk jaar weer net even anders is. Ik denk ook dat het zo aanslaat, omdat je doodgewone mensen in hun dagelijkse doen en laten ziet. Het is voor iedereen herkenbaar. Je herkent je opa en oma, je ouders of jezelf.”
De allereerste keer gingen jullie ook naar Corsica en Sardinië. Hoe was de terugkeer?
“Het blijven fascinerende eilanden, en er was nog genoeg nieuws te zien en te doen. Het is natuurlijk ook Frankrijk en Italië, een wereld van verschil. Corsica is ruiger en dat zie je terug in de mensen die er wonen. Sardinië is wat vlakker en vriendelijker. En er horen bootovertochten bij de reis; met al die campers en caravans is dat passen en meten. Op de boot ging niets mis, maar het vinden van de haven van Livorno bleek voor één echtpaar een hele toer.”
Wat is er anders dan in dat eerste seizoen?
“Meer campers, minder caravans. Maar de grootste verandering zit hem in de generaties. Kort door de bocht is die van nu moderner. Dertien jaar geleden zorgde het voor hilariteit als we de mannen pasta lieten koken, daar moet je nu niet meer mee aankomen. De emancipatie is opgerukt.”
Het hele interview leest u in Mikro Gids 31/32. Bent u geen abonnee, maar wilt u niets meer uit de gids missen? Abonnee worden kan hier.
Tekst: Jeroen Mascini